Responsive image

Aanhef

Download de app voor meer functionaliteit.

Aanhef

15.11.2014

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/1

RICHTLIJN 2014/95/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 22 oktober 2014

tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 50, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In haar mededeling „Akte voor de interne markt: Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen. Samen werk maken van een nieuwe groei”, die op 13 april 2011 werd goedgekeurd, heeft de Commissie erop gewezen dat het noodzakelijk is de transparantie van de sociale en milieu-informatie die door ondernemingen uit alle sectoren wordt verstrekt in alle lidstaten naar een vergelijkbaar hoog niveau te tillen. Dit sluit volledig aan bij de mogelijkheid die de lidstaten hebben om, waar dit passend is, van de ondernemingen meer verbeteringen in de transparantie van hun niet-financiële informatie te verlangen, hetgeen uit de aard der zaak een permanente inspanning vereist.

(2)

In de mededeling van de Commissie „Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen”, goedgekeurd op 25 oktober 2011, werd opnieuw gewezen op de noodzaak om de rapportering van sociale en milieu-informatie door ondernemingen te verbeteren door een wetgevingsvoorstel ter zake voor te leggen.

(3)

Het Europees Parlement heeft in zijn respectieve resoluties van 6 februari 2013 over „Maatschappelijk verantwoord ondernemen: verantwoordelijk en transparant zakelijk gedrag en duurzame groei” en „Maatschappelijk verantwoord ondernemen: het bevorderen van de belangen in de samenleving en de weg naar duurzaam en inclusief herstel” erkend dat het belangrijk is dat het bedrijfsleven informatie over duurzaamheid, zoals sociale en milieufactoren, verspreidt om de risico's met betrekking tot duurzaamheid aan te duiden en het vertrouwen van investeerders en consumenten te vergroten. Rapportering van niet-financiële informatie is inderdaad belangrijk om verandering teweeg te brengen op weg naar een duurzame wereldeconomie door winstgevendheid op de lange termijn te combineren met maatschappelijke rechtvaardigheid en milieubescherming. In dit verband draagt de rapportering van niet-financiële informatie bij tot het meten, monitoren en beheren van de prestaties van ondernemingen en hun impact op de samenleving. Daarom heeft het Europees Parlement de Commissie verzocht om een wetgevingsvoorstel voor te leggen inzake rapportering van niet-financiële informatie door ondernemingen dat een grote mate van flexibiliteit van handelen mogelijk maakt, om rekening te houden met het multidimensionale karakter van maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) en de diversiteit van het door bedrijven gevoerde mvo-beleid, en dat bovendien voldoende vergelijkbaarheid waarborgt om in de behoeften van investeerders en andere belanghebbenden te voorzien en om consumenten eenvoudig toegang te verschaffen tot informatie over de impact van bedrijven op de samenleving.

(4)

De nationale bepalingen die betrekking hebben op de rapportering van niet-financiële informatie betreffende bepaalde grote ondernemingen dienen te worden gecoördineerd in het belang van ondernemingen, aandeelhouders en andere belanghebbenden. Coördinatie op deze gebieden is noodzakelijk omdat de meeste van deze ondernemingen actief zijn in meer dan een lidstaat.

(5)

Verder moeten ook een bepaalde wettelijke minimumverplichting worden opgelegd inzake de omvang van de informatie die ondernemingen in de hele Unie aan het publiek en aan de autoriteiten beschikbaar dienen te maken. De onder deze richtlijn vallende ondernemingen moeten een eerlijk en volledig beeld bieden van hun beleid, resultaten en risico's.

(6)

Om de samenhang en de vergelijkbaarheid van de niet-financiële informatie in de hele Unie te verbeteren, dienen bepaalde grote ondernemingen een niet-financiële verklaring op te stellen die minstens informatie bevat over milieuzaken, sociale en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van de mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping. In deze verklaring moet een beschrijving worden opgenomen van het beleid, de resultaten en de risico's die met deze aangelegenheden verbonden zijn en deze verklaring moet worden opgenomen in het bestuursverslag van de betrokken onderneming. De niet-financiële verklaring moet ook informatie bevatten over de door de onderneming toegepaste zorgvuldigheidsprocedures, ook — waar dit relevant is en in verhouding tot het doel staat — met betrekking tot de toeleverings- en onderaannemingsketen van de onderneming, om bestaande en potentiële negatieve effecten vast te stellen, te voorkomen en af te zwakken. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om de onder deze richtlijn vallende ondernemingen vrij te stellen van de verplichting tot opstelling van een niet-financiële verklaring, wanneer een afzonderlijk verslag wordt verstrekt dat hetzelfde boekjaar bestrijkt en dezelfde inhoud bevat.

(7)

Indien een onderneming verplicht is tot opstelling van een niet-financiële verklaring, moet deze verklaring met betrekking tot milieuaangelegenheden gegevens bevatten over de actuele en te voorziene effecten van de activiteiten van de onderneming op het milieu en, waar van toepassing, op de gezondheid en de veiligheid, het gebruik van hernieuwbare en/of niet-hernieuwbare energiebronnen, broeikasgasemissies, waterverbruik en luchtverontreiniging. Met betrekking tot sociale en personeelsaangelegenheden kan de in de verklaring verstrekte informatie betrekking hebben op de maatregelen die worden genomen om gelijkheid tussen mannen en vrouwen te garanderen, de toepassing van fundamentele verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie, de arbeidsvoorwaarden, de sociale dialoog, de eerbiediging van het recht op informatie en raadpleging van werknemers, de eerbiediging van de vakbondsrechten, gezondheid en veiligheid op het werk en de dialoog met plaatselijke gemeenschappen, en/of de maatregelen die genomen zijn ten behoeve van de bescherming en ontwikkeling van die gemeenschappen. De niet-financiële verklaring kan met betrekking tot de mensenrechten en de bestrijding van corruptie en omkoping informatie bevatten over de preventie van mensenrechtenschendingen en/of over instrumenten waarover de onderneming beschikt om corruptie en omkoperij te bestrijden.

(8)

De onder deze richtlijn vallende ondernemingen moeten afdoende informatie verstrekken over aangelegenheden die zeer waarschijnlijk tot de verwerkelijking van belangrijke risico's op ernstige effecten zullen leiden, evenals over ernstige effecten die zich reeds hebben voorgedaan. De ernst van die effecten moet worden beoordeeld op basis van hun omvang en belang. Het risico op negatieve effecten kan het gevolg zijn van de werkzaamheden van de onderneming zelf of verband houden met haar bedrijfsactiviteiten en, waar relevant en evenredig, haar producten, diensten en zakenrelaties, met inbegrip van de toeleverings- en onderaannemingsketen. Dit mag niet leiden tot onnodige extra administratieve lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen.

(9)

Voor het verstrekken van deze informatie kunnen de onder deze richtlijn vallende ondernemingen zich baseren op nationale kaderregelingen, kaderregelingen van de Unie zoals het communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) of internationale kaderovereenkomsten zoals het Global Compact van de Verenigde Naties (VN), de richtsnoeren inzake bedrijfsleven en mensenrechten ter uitvoering van het kader „Protect, Respect and Remedy” van de VN, de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de Internationale Organisatie voor normalisatie ISO 26000, de tripartiete beginselverklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid, het Global Reporting Initiative en andere erkende internationale kaderregelingen.

(10)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat adequate en effectieve middelen bestaan om te garanderen dat ondernemingen niet-financiële informatie overeenkomstig deze richtlijn rapporteren. De lidstaten dienen er daarom voor te zorgen dat er effectieve nationale procedures bestaan om de naleving van de in deze richtlijn opgenomen verplichtingen te handhaven, en dat deze procedures beschikbaar zijn voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen die er overeenkomstig het nationale recht een rechtmatig belang bij hebben dat er wordt toegezien op de naleving van de bepalingen van deze richtlijn.

(11)

In punt 47 van het slotdocument van de Rio+20-conferentie van de Verenigde Naties, met de titel „The Future We Want”, wordt erkend dat het belangrijk is te rapporteren over duurzaam ondernemen en worden ondernemingen, waar passend, ertoe aangemoedigd te overwegen of zij informatie over duurzaamheid in hun rapportagecyclus kunnen opnemen. Bedrijfssectoren, belangstellende regeringen en relevante belanghebbenden worden er eveneens toe aangezet, met de steun van het systeem van de Verenigde Naties om, waar passend, modellen voor goede praktijken te ontwikkelen en, rekening houdend met ervaringen met reeds bestaande kaderregelingen, maatregelen te bevorderen gericht op de integratie van financiële en niet-financiële informatie.

(12)

Door investeerders toegang tot niet-financiële informatie te verlenen, wordt een stap voorwaarts gezet om overeenkomstig het stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa tegen 2020 een belangrijke doelstelling te bereiken, namelijk het invoeren van markt- en beleidsstimulansen die investeringen van ondernemingen in efficiënt gebruik van hulpbronnen belonen.

(13)

De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 24 en 25 maart 2011 opgeroepen om de algemene administratieve lasten, vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen, op Europees en nationaal niveau te verminderen en maatregelen voorgesteld om de productiviteit te verbeteren. De Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei heeft daarnaast tot doel het ondernemingsklimaat voor kleine en middelgrote ondernemingen te verbeteren en hun activiteiten op internationaal vlak te bevorderen. In overeenstemming met het „denk eerst klein”-principe moeten de nieuwe voorschriften inzake rapportering derhalve alleen worden toegepast op bepaalde grote ondernemingen en groepen.

(14)

Het toepassingsgebied van deze verplichtingen inzake rapportering van niet-financiële informatie moet worden gedefinieerd op basis van het gemiddelde personeelsbestand, het balanstotaal en de netto-omzet. Kleine en middelgrote ondernemingen moeten van bijkomende verplichtingen worden vrijgesteld en de verplichting tot rapportering van een niet-financiële verklaring moet alleen van toepassing zijn op grote ondernemingen die organisaties van openbaar belang zijn, en op organisaties van openbaar belang die een moederonderneming van een grote groep zijn, met in beide gevallen, op geconsolideerde basis voor groepen, een gemiddeld personeelsbestand van meer dan 500 werknemers. Dit mag de lidstaten niet beletten om de verplichting tot rapportering van niet-financiële informatie op te leggen aan andere ondernemingen en groepen dan ondernemingen die onder deze richtlijn vallen.

(15)

Een groot aantal van de ondernemingen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) vallen, behoren tot groepen van ondernemingen. Er moeten dan geconsolideerde bestuursverslagen worden opgesteld om de informatie over deze groepen van ondernemingen ter kennis te brengen van leden van de groep en derden. Daarom moeten de nationale wetgevingen inzake geconsolideerde bestuursverslagen worden gecoördineerd, om de doelstellingen te verwezenlijken met betrekking tot de vergelijkbaarheid en de samenhang van de informatie die ondernemingen in de Unie openbaar moeten maken.

(16)

De wettelijke auditor of het auditkantoor moet zich er uitsluitend van vergewissen dat de niet-financiële verklaring of het afzonderlijke verslag is verstrekt. Daarnaast moeten de lidstaten kunnen eisen dat de informatie in de niet-financiële verklaring of het afzonderlijke verslag wordt gecontroleerd door een onafhankelijke verlener van assurancediensten.

(17)

Om de rapportering van niet-financiële informatie door ondernemingen te vergemakkelijken, dient de Commissie niet-bindende richtsnoeren op te stellen, inclusief algemene en sectorale niet-financiële essentiële prestatie-indicatoren. De Commissie moet de huidige goede praktijken, de internationale ontwikkelingen en de resultaten van aanverwante initiatieven van de Unie in aanmerking nemen. De Commissie dient passend overleg te plegen, onder meer met de belanghebbenden. Bij de behandeling van milieuaspecten moet de Commissie ten minste ingaan op bodemgebruik, waterverbruik, broeikasgasemissies en het gebruik van materialen.

(18)

Diversiteit van competenties en meningen van de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van ondernemingen bevordert een goed begrip van de bedrijfsorganisatie en van de zaken van de betrokken onderneming. Deze diversiteit stelt de leden van deze organen in staat de bestuursbeslissingen op constructieve wijze ter discussie te stellen en meer open te staan voor vernieuwende ideeën, waardoor het fenomeen van gelijklopende meningen onder de leden, ook wel bekend als het „eenheidsdenken”, wordt aangepakt. Aldus wordt een daadwerkelijke vorm van toezicht op het bestuur en een succesvolle governance van de onderneming bevorderd. Het is dan ook belangrijk meer transparantie te brengen in het gevoerde diversiteitsbeleid. Hierdoor wordt de markt geïnformeerd over de praktijken op het gebied van corporate governance en worden ondernemingen bijgevolg indirect onder druk gezet om te zorgen voor meer diversiteit in hun raad van bestuur.

(19)

De verplichting om het beleid van diversiteit met betrekking tot de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen op het gebied van bijvoorbeeld leeftijd, geslacht of achtergrond inzake opleiding en beroepservaring te vermelden, moet alleen van toepassing zijn op bepaalde grote ondernemingen. Vermelding van het diversiteitsbeleid moet een onderdeel zijn van de verklaring inzake corporate governance, zoals voorgeschreven in artikel 20 van Richtlijn 2013/34/EU. Als er geen diversiteitsbeleid wordt gevoerd, mag niet tot invoering van een dergelijk beleid worden verplicht, maar moet in de verklaring inzake corporate governance duidelijk worden toegelicht waarom dit het geval is.

(20)

Nota is genomen van initiatieven op het niveau van de Unie, waaronder rapportage per land voor diverse sectoren en ook de verwijzingen die de Europese Raad in zijn conclusie van 22 mei 2013 en 19 en 20 december 2013 heeft gemaakt naar rapportage per land door grote ondernemingen en groepen en soortgelijke bepalingen in Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (4), en op internationale inspanningen om de transparantie in de financiële verslaglegging te verbeteren. In het kader van de G8 en de G20 is aan de OESO gevraagd een genormaliseerd rapportagemodel voor multinationale ondernemingen te ontwikkelen waarmee deze ondernemingen aan de fiscale autoriteiten rapporteren waar zij wereldwijd hun winsten maken en belastingen betalen. Deze ontwikkelingen, die adequate maatregelen voor de bijbehorende doelstellingen inhouden, vormen een aanvulling op de voorstellen in deze richtlijn.

(21)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het verbeteren van de relevantie, de samenhang en de vergelijkbaarheid van de informatie die door bepaalde grote ondernemingen en groepen in de Unie wordt gerapporteerd, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling te bereiken.

(22)

Deze richtlijn respecteert de grondrechten en leeft de beginselen na die in het bijzonder erkend worden in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van de vrijheid van ondernemerschap, de eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens. Deze richtlijn moet overeenkomstig die rechten en beginselen worden toegepast.

(23)

Richtlijn 2013/34/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.